Cicero
Medeplegen opzettelijk inbreuk maken op auteursrecht door toneelstuk van ander te laten opvoeren zonder voor opvoering verschuldigde rechten (betaling geldbewijs en aankoop tekstboekjes) te voldoen, art. 31 Auteurswet 1912. Bewijsklacht opzet. Heeft verdachte voorwaardelijk opzet op laten opvoeren toneelstuk zonder dat daardoor verschuldigde rechten zijn voldaan? Daar waar voorwaarde gesteld wordt, dat, naast betaling van zeker bedrag voor iedere opvoering, voor eerste opvoering aankoop van zeker aantal tekstboekjes plaatsvindt, niet aangenomen kan worden dat ‘’inbreuk niet aanwezig is, wanneer niet tevens bij stellen van die voorwaarde blijkt, dat dit namens degene, die daartoe gerechtigd is, geschiedt’’. Hij die, zich ervan bewust dat vertegenwoordiger van rechthebbende hem tot opvoering slechts vergunning geeft indien hij aan 2 daartoe gestelde eisen voldoet, daarop de ene eis vervult en de andere eis bepaaldelijk niet vervult, zonder te weten of deze ten onrechte werd gesteld, en dan desalniettemin, in plaats van vooraf daarnaar te informeren, tot opvoering overgaat, stelt zich willens en wetens bloot aan geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans, dat die vertegenwoordiger ook dergelijke tweede eis niet zonder grond zal hebben gesteld. Derhalve kan uit gebezigde b.m. voor ieder van verdachten worden afgeleid dat hij of zij voorwaardelijk zijn of haar opzet mede erop heeft gericht dat hij of zij tlgd. heeft laten opvoeren ‘’zonder dat voor die opvoering verschuldigde rechten waren voldaan, althans voor opvoering regeling van rechten had plaats gevonden”. Volgt verwerping.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum
- 1954-11-09
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1954:1
- Online vindplaatsen
-