Oppel/De Vries
Huurrecht. Definitie van “voordeel” in art. 1636 lid 1 BW (oud, thans art. 7:308 BW). Omvat “voordeel” meer dan opgebouwde goodwill? Het gaat om de vraag of de verhuurder in enigerlei opzicht voordeel geniet tengevolge van het feit dat het goed wordt gebezigd voor de uitoefening van een soortgelijk bedrijf als door de gewezen huurder werd uitgeoefend. Als zodanig komt in aanmerking ieder voordeel – mits toe te schrijven aan de ondernemersactiviteit van de gewezen huurder – dat de verhuurder niet zou hebben genoten als het goed niet voor de uitoefening van een soortgelijk bedrijf zou zijn gebezigd. Het bestaan van een dergelijk voordeel is niet onverenigbaar met het ontbreken van een extra winstcapaciteit over de laatste drie jaar van de huur.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum
- 1980-01-18
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1980:AC6787
- Online vindplaatsen
-