Reinders Beheer / Ebbens c.s.

Huurrecht woonruimte. Dringend nodig hebben voor eigen gebruik vanwege het voorgenomen gebruik als woning voor de zoon van verhuurder die bedrijfsleider is van de dochtermaatschappij van verhuurder. Voor “dringendheid” aan twee vereisten voldoen, omvang lasten. Art. 7A:1623 e lid 1 BW (thans art. 7:274 lid 1 onder c BW) eist dat verhuurder in elk geval de dringendheid van het eigen gebruik aannemelijk maakt. Slaagt hij daar niet in, dan is de door de bepaling vereiste belangenafweging niet aan de orde. “Dringendheid” minder snel aangenomen naarmate verhuurder alternatieven heeft.

Instantie
Hoge Raad
Datum
1992-10-23
ECLI
ECLI:NL:HR:1992:ZC0735
Online vindplaatsen