Reimes / Goos
Huurrecht bedrijfsruimte. Wegnemingsrecht ex art. 1603 BW (oud) niet uitgeoefend door directeur huurster terzake door huurster aangebrachte toevoegingen. Vergoeding waardevermeerdering, bijzondere omstandigheden. Ongerechtvaardigde verrijking wegens aangebrachte lichtarmaturen in straalhallen, bestanddeelvorming. Art. 48 Rv (thans art. 24 Rv). Naar het voor 1 januari 1992 geldende recht rust op de (mede-)eigenaar van een onroerende zaak, die is verrijkt als gevolg van door de huurder aangebrachte toevoegingen, in beginsel niet de verplichting om tot het bedrag van zijn verrijking de schade van de huurder, bestaande in de waarde van de toevoegingen, te vergoeden. De huurder heeft ingevolge art. 1603 BW (oud)de bevoegdheid die toevoegingen bij de ontruiming weg te nemen. Daaruit vloeit naar het voor 1 januari 1992 geldende recht voort dat de gewezen huurder in beginsel ter zake geen vordering tot schadevergoeding toekomt, behoudens bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid is dat de mede-eigenaar van de onroerende zaak als directeur van huurster die bevoegdheid niet heeft uitgeoefend nu deze daarbij belang had. Van verrijking door de eigenaar van een zaak door het toevoegen daaraan van aan een ander toebehorende zaken is sprake wanneer deze zaken bestanddeel worden van de zaak en daarmee aan de eigenaar daarvan gaan toebehoren. Geen schending van art. 48 Rv nu het gaat om een gevolgtrekking die het hof heeft verbonden aan de ten processe gestelde en gebleken omstandigheid dat de medeverhuurder tevens enig directeur van huurster was.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum
- 1993-09-17
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1993:ZC1062
- Online vindplaatsen
-