HIV II
Vervolg op HIV-arrest HR NJ 2003, 552. 1. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – i.c. zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. 2. ’s Hofs oordeel dat verdachte door zijn handelen (hij liet zich onbeschermd pijpen en anaal neuken, wetende dat hij HIV-besmet was) een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen, is ontoereikend gemotiveerd. Dat het aangaan van onbeschermde seksuele contacten door een HIV-besmet persoon gevaarzettend is, brengt op zichzelf nog niet mee dat daardoor een naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk te beschouwen kans op besmetting – en dus op het oplopen van zwaar lichamelijk letsel – in het leven wordt geroepen. Onder bijzondere, risicoverhogende omstandigheden kan dat anders zijn. I.c. kan niet uit de bewijsvoering volgen dat sprake was van bedoelde aanmerkelijke kans. 3. De HR merkt op dat de vraag of en zo ja in hoeverre het aangewezen is strafrechtelijke bescherming te verlenen i.v.m. het gevaar dat voortvloeit uit het aangaan van onbeschermde seksuele contacten door HIV-besmette personen ter beoordeling van de wetgever staat. 4. Het verwijzingshof dat t.z.v. de feiten 1 en 2 de straf bepaalde en t.z.v. feit 3 afzonderlijk straf oplegde, moest – gelet op de vernietiging door de HR van de beslissingen t.a.v. het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging – het onder 3 tenlastegelegde opnieuw onderzoeken en ter zake van de feiten 1, 2 en eventueel 3 tot één strafoplegging komen.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum
- 2005-01-18
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2005:AR1860
- Online vindplaatsen
-