Onderbouwd standpunt en responsieplicht

Reikwijdte art. 359.2 Sv. 1. Wettelijk systeem. 2. Uitdrukkelijk onderbouwde standpunten; pv en uitspraak als kenbron; eisen aan cassatiemiddel. 3. Soms motivering vereist van selectie en waardering bewijs en keuze en weging factoren van belang voor oplegging straf of maatregel; toetsing in cassatie; weerlegging van uitdrukkelijk onderbouwd standpunt m.b.t. bewijs mag in aanvulling ex art. 365a.2 Sv; omvang motiveringsplicht. 4. I.c. verwerping: bewezenverklaring volgt uit bewijsmiddelen en aan standpunt ten grondslag liggende rechtsopvatting is onjuist. Ad 1. Het systeem van de wet komt na invoering van het huidige art. 359.2 Sv op het volgende neer. Omtrent de verwerping van een verweer m.b.t. de voorvragen van art. 348 Sv en de kwalificatie alsmede omtrent een beroep op een wettelijke strafverminderings- of strafuitsluitingsgrond moet o.g.v. art. 358.3 Sv in het vonnis uitdrukkelijk worden beslist. Die beslissing moest ook voorheen reeds – o.g.v. art. 359.2 (oud) Sv - zijn gemotiveerd. Nu is daar bij gekomen dat indien het OM t.z.v. die onderwerpen (de voorvragen, de kwalificatie en de strafbaarheid van feit en dader) “uitdrukkelijk onderbouwde standpunten” heeft ingenomen en de rechter daarvan afwijkt, de beslissing dienaangaande nader moet zijn gemotiveerd. Voorts moeten nu ook de bewijsbeslissing en de beslissing over de oplegging van straf en/of maatregel nader worden gemotiveerd, indien de rechter daarbij afwijkt van door verdachte of OM “uitdrukkelijk onderbouwde standpunten”. Opmerking verdient dat het hier gaat om een “nadere” motivering, omdat voorheen en nu o.g.v. de voorschriften van art. 359 en 359a Sv reeds algemene motiveringseisen golden onderscheidenlijk gelden. Vervolg inhoudsindicatie zie uitspraak

Instantie
Hoge Raad
Datum
2006-04-11
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AU9130
Online vindplaatsen