Ambtshalve oproeping

Slachtoffer (X) van mishandeling legt bij politie een verdachte (haar partner) belastende verklaring af. Ter terechtzitting in eerste aanleg verklaart ze niet door verdachte, maar door een kennis te zijn mishandeld. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR NJ 1994, 427 en overweegt geen aanleiding te zien om op die vaste rechtspraak terug te komen. Die rechtspraak is ingegeven door zorg voor een zo betrouwbaar mogelijke bewijsvoering in gevallen waarin de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde slechts rechtstreeks kan volgen uit een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een derde en zich de in NJ 1994, 427 genoemde omstandigheden voordoen. Een zorgvuldige totstandkoming van het rechterlijk bewijsoordeel eist dan dat de zittingrechter zo mogelijk zelf die getuige hoort. Hoewel, gelet op de verklaring van Y, zich i.c. niet het geval voordoet dat de tegenover de politie afgelegde verklaring van X het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen, moet dit geval niettemin met zodanig geval op een lijn worden gesteld. De onderhavige zaak wordt immers gekenmerkt door de bijzondere omstandigheid dat de verklaring van Y omtrent de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde uitsluitend is gebaseerd op hetgeen X haar heeft medegedeeld, terwijl X kort daarop bij de politie haar – nadien ingetrokken – verklaring omtrent die betrokkenheid heeft afgelegd. Dat brengt mee dat het hof, nu het niet ambtshalve de dagvaarding van de getuige X heeft bevolen, het politie-pv houdende de verklaringen van X niet tot het bewijs had mogen bezigen.

Instantie
Hoge Raad
Datum
2006-06-06
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV4834
Online vindplaatsen