Onverzekerd rijden?

HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR NJ 2006, 393. Een betoog waarin een beroep wordt gedaan op niet hoogst onwaarschijnlijke feiten en/of omstandigheden die met de inhoud van de door de rechter gebezigde bewijsmiddelen niet in strijd zijn doch die – indien juist – onverenigbaar zijn met de bewezenverklaring (het Meer en Vaart–verweer, zo genoemd naar de casus van HR NJ 1974, 450), is zo een bewijsverweer waarvan de feitenrechter ook vroeger al de juistheid niet in het midden mocht laten. Dat geldt ook voor de zogenoemde dakdekkerverweren – die hun benaming ontlenen aan de casus van HR NJ 1982, 411 – waarin de uitleg van een in de tenlastelegging opgenomen of daarin besloten liggend begrip dat aan de wet is ontleend, aan de orde wordt gesteld. Nu het hof i.c. de juistheid van het met de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen niet strijdige betoog van de verdediging in het midden heeft gelaten, is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven dat het niet verdachte is die de onderhavige overtreding heeft begaan. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Instantie
Hoge Raad
Datum
2007-03-13
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ4714
Online vindplaatsen