Ballenknijper

Noodweerexces. Casus: verdachte stelt door een bejaarde man bij zijn testikels te zijn vastgehouden en overmand door intense pijn de man met een zware vaas op het hoofd te hebben geslagen, waardoor deze is overleden. HR: Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat een overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging o.g.v. art. 41.2 Sr (het zogenoemde noodweerexces) niet strafbaar is indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding veroorzaakt. Bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval van een dergelijk “onmiddellijk gevolg” sprake is geweest komt betekenis toe aan de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden alsmede aan de aard en de intensiteit van de hevige gemoedsbeweging. Kennelijk heeft het Hof geoordeeld dat, ook indien van de door en namens verdachte gestelde feiten zou moeten worden uitgegaan, de door verdachte gepleegde doodslag niet kan worden aangemerkt als een onmiddellijk gevolg van een door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging, waarbij het Hof in het bijzonder belang heeft toegekend aan de mate van disproportionaliteit van de bewezenverklaarde gedraging. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Daarbij heeft de HR gelet op de door verdachte gestelde aanranding en de door het Hof bewezenverklaarde doodslag en mede in aanmerking genomen hetgeen omtrent de hevige gemoedsbeweging is aangevoerd. CAG: anders.

Instantie
Hoge Raad
Datum
2008-04-08
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC4459
Online vindplaatsen