Geervliet

Schuld ex art. 6 WVW 1994. Vooropgesteld moet worden dat in cassatie slechts kan worden onderzocht of de schuld aan het verkeersongeval i.d.z.v. art. 6 WVW 1994 – i.c. het bewezenverklaarde aanmerkelijk onoplettend en met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden voorzichtigheid rijden – uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR LJN AO5822). Anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld, kan uit de enkele omstandigheid dat verdachte, toen hij zich vergewiste van mogelijk naderend verkeer, de motorrijdster niet heeft gezien hoewel deze voor hem wel zichtbaar moet zijn geweest, niet volgen dat verdachte, zoals is bewezenverklaard “aanmerkelijk onoplettend en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid heeft gereden”. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Instantie
Hoge Raad
Datum
2008-04-29
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD0544
Online vindplaatsen