Zaunbrecher/Roelfsema
Vermogensrecht. Geen verkrijgende verjaring van strook grond ex art. 3:105 BW. Hof had moeten onderkennen dat na de erkenning in de zin van art. 3:318 BW, waardoor de verjaring werd gestuit, op de voet van art. 3:319 BW een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaren aanving. In dit geval betekent de erkenning evenwel dat de rechtsvoorganger van de bezitter de strook grond hield voor de eigenaar van het naburige erf en dus geen bezitter, maar slechts (niet-onrechtmatig) houder was, zodat geen verkrijgende verjaring heeft plaatsgevonden op de voet van art. 3:105 in verbinding met 3:102 en 3:306 BW (dan wel in verbinding met art. 3:306 en 3:314 BW).
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum
- 2010-12-17
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BO1763
- Online vindplaatsen
-