Ponzi Zwendel

Faillissement. Ponzi-scheme. Beroep curator op nietigheid overeenkomsten van geldlening. Sanctie art. 3:40 lid 2 BW mist toepassing; ook destijds geldende Wte en Wtk strekten niet ertoe geldigheid aan te tasten van met die wetten strijdige rechtshandelingen. Geen strijd met goede zeden enkel omdat overeengekomen rentevergoedingen buitensporig zijn of in wanverhouding staan tot tegenprestatie. Bijkomende omstandigheden nodig. Wetenschap derde vereist voor onzedelijke strekking en daarmee nietigheid rechtshandelingen in verband met oplichtingspraktijken schuldenaar. Overeenkomst rechtvaardigt in beginsel verrijking tussen partijen, maar niet steeds en zonder meer ten opzichte van derde, hetgeen te meer geldt indien wanverhouding tussen overeengekomen prestaties. Door curator ingestelde vordering uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking niet toewijsbaar. Benadeling gezamenlijke schuldeisers in verhaalsmogelijkheden door betalingen schuldenaar voor faillissement aan derde ter voldoening opeisbare schuld, behoudens uitzonderingen art. 47 F. (die niet aan de orde zijn), geen grond tot teruggaaf (aan boedel) van die betalingen.

Instantie
Hoge Raad
Datum
2011-10-28
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BQ5986
Online vindplaatsen