Rabobank/Kézér q.q.

Faillissement. Pand. Stil pandrecht op toekomstige vorderingen rekeninghouder als gevolg van stortingen gelden door derden op bankrekening? Betoog dat deze vorderingen (voldoende) rechtstreeks voortvloeien uit rekening-courantverhouding om onder voordien gevestigd stil pandrecht te kunnen vallen, ongegrond. Gelijke maatstaf van art. 3:239 lid 1 BW en art. 475 Rv. Oordeel hof dat bank niet te goeder trouw was in de zin van art. 54 F., niet onjuist of onvoldoende gemotiveerd, nu uit brief bank, waarin krediet met onmiddellijke ingang werd opgezegd, blijkt dat bank wist dat faillissement schuldenaar te verwachten was.

Instantie
Hoge Raad
Datum
2012-02-17
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BU6552
Online vindplaatsen