ING Lease Vastgoed/Curatoren Rasenberg Vastgoed
De rechtbank oordeelt dat vorderingen na verwijzing (renvooi) niet verder kunnen strekken dan hetgeen aan de rechter-commissaris ter beoordeling voorlag. In dit geval ging het om het vaststellen van een rangregeling na een executieopbrengst. In deze zaak gaat het om een bijzondere sale and lease back overeenkomst als onderdeel van een financieringsconstructie. Anders dan in de meerdere zaken die aan de Hoge Raad zijn voorgelegd is hier het onderwerp van de “sale” niet de juridische eigendom, maar “de economische eigendom”. De eigendom van een onroerende zaak berust bij de juridische eigenaar. Met de overdracht van “economische eigendom” wordt geen eigendom overgedragen. Het goederenrecht is op een dergelijke “overdracht” niet van toepassing. Verbintenisrechtelijke is de overdracht van “economische eigendom” te duiden als het verschaffen van een subjectief (persoonlijk) recht jegens de eigenaar van een zaak inhoudende het recht op het economische belang van de juridische eigendom van een zaak. Dat kan inhouden bijvoorbeeld en dus niet uitputtend, een gebruiksrecht of een exploitatierecht, afhankelijk van de inhoud van de verbintenis op dit punt tussen partijen. In de uitleg van de rechtbank hebben partijen een verstrekkend persoonlijk recht voor de bank jegens de juridische eigenaar in het leven geroepen inhoudende gebruik, exploitatie en de daarmee gepaard gaande economische lusten en lasten en het risico van waardeveranderingen van de eigendom. Daarmee rust het gehele economische belang van de zaak bij de bank, aan welke situatie de fiscus het begrip “fiscaal eigenaar” toekent. Voormeld persoonlijk recht geeft de bank jegens de eigenaar onder meer het recht tot exploitatie van de zaak door die zaak tegen betaling in gebruik te geven. In dit geval heeft de bank dat met de leaseovereenkomst met de juridische eigenaar gedaan. De sale and lease back overeenkomst kent aan de juridische eigenaar het recht toe de “economische eigendom” op 2 momenten tijdens de looptijd van de overeenkomst terug te kopen. De overeenkomst legt onder omstandigheden op de juridische eigenaar de verplichting de juridische eigendom om niet aan de bank te leveren. De rechtbank legt uit wat partijen met de constructie en overeenkomst hebben gedaan en oordeelt dat de bepaling die gaat over het om niet leveren van de juridische eigendom niet in strijd met artikel 3:84 lid 3 BW is maar wel, door de constructie heen kijkend, in strijd met het toe-eigeningsverbod van artikel 3:235 BW is.
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
- 2018-02-07
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:739
- Online vindplaatsen
-